Artiesten Impressie

Installaties

Deze sneltoetscriteria zijn bedoeld voor installaties aan gevels, op daken en op maaiveld (eigen terrein) zoals airco’s, warmtepompen, luchtbehandelingskasten en andere technische apparatuur ten behoeve van verduurzaming, klimatisering en dergelijke. Daarbij gaat het ook om alle bijbehorende onderdelen (zoals toe- en afvoerkanalen, bevestigingsmiddelen en -constructies). Uitgangspunt is dat installaties, waarvoor functioneel geen noodzaak bestaat om ze aan de buitenzijde te plaatsen, zoveel mogelijk aan de binnenzijde van het bouwwerk worden geplaatst. Bij installaties die toch aan de buitenzijde moeten komen, is daarom het uitgangspunt dat verstoring van het gevelbeeld wordt voorkomen. Om die reden worden passieve maatregelen en oplossingen gestimuleerd waarbij het gevelontwerp een prettig binnenklimaat ondersteunt (zoals buitenzonwering, overstekken, oriëntatie, zomernachtventilatie en dergelijke). Op die manier kan de omvang van installaties beperkt worden. Enige zichtbaarheid vanuit openbaar toegankelijk gebied, of vanuit omliggende bebouwing, is niet altijd helemaal te voorkomen. Daarom is ook beperking van de zichtbaarheid een belangrijk uitgangspunt, net als strategische plaatsing en terughoudende uitvoering ten opzichte van de bestaande bebouwing. Het is de bedoeling van deze sneltoetscriteria om storende invloed van installaties op het stadsbeeld zo minimaal mogelijk te houden. En zo overheersende aanwezigheid ten opzichte van de bebouwing te beperken zodat geen rommelig aanzicht, of verstoring van de contouren van een gebouw ontstaat. De sneltoetscriteria voor installaties bevatten daarvoor verschillende opties, zoals integratie in het gebouwontwerp. Ook kan het gaan om afstemming op het ‘daklandschap’ of de gevel door middel van kleur, afwerking of omkleding. Installaties voldoen aan redelijke eisen van welstand als aan de onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan.

  • Installaties[1] worden inpandig geplaatst. Waar dit niet mogelijk is, worden zij uit het zicht ingepast en als één geheel vormgegeven.

  • Installaties worden niet aangebracht op voorgevels of zijgevels grenzend aan openbaar toegankelijk gebied.

  • Installaties zijn compact en terughoudend vormgegeven.

  • Installaties op maaiveld op eigen terrein worden uit het zicht ingepast (bezien vanuit het openbaar toegankelijk gebied).

  • Bij installaties op een plat dak is de afstand tot de randen van het dak ten minste gelijk aan de hoogte van de installatie.

  • Op platte daken worden installaties gegroepeerd, dan wel gecentreerd op het dak geplaatst.

  • Als installaties hoger zijn dan de dakrand en zichtbaar vanuit het openbaar toegankelijk gebied, dan worden deze voorzien van een passende afscherming (eventueel voorzien van groen).

  • Materiaalgebruik, kleur en detaillering van installaties zijn afgestemd op het dak of de gevel. Hinderlijke reflectie van installaties moet voorkomen worden.

[1] Installaties: hiermee worden apparatuur, (af- en toevoer)kanalen, bevestigingsmiddelen en -constructies, bijbehorende onderdelen en dergelijke bedoeld

Beschermde stadsgezichten

Voor beschermde stadsgezichten gelden enkele aanvullende bepalingen die voorgaande criteria deels vervangen:

  • Materiaalgebruik, kleur en detaillering van installaties, afvoerkanalen en bijbehorende onderdelen zijn hoogwaardig en zijn afgestemd op het oorspronkelijke ontwerp.

Kunnen we je op weg helpen?