Artiesten Impressie

Stempel- en strokenbouw

Stedenbouwkundige kenmerken

Met stempel- en strokenbouw worden planmatige woongebieden bedoeld, tot stand gekomen tussen de jaren ’50 en ’70 van de twintigste eeuw, met incidenteel latere invullingen en vernieuwingen. Dit gebiedstype is karakteristiek voor de wederopbouwperiode. Van oorsprong gaat het om corporatiebezit. Het achterliggende idee bij de bouw was dat stroken (gestapelde) woningen, georiënteerd op de zon en vrijstaand in het groen, licht, lucht en ruimte in huis konden brengen.

Aan de clustering van bijzondere functies en voorzieningen als kerken en scholen en de differentiatie in de woningtypologie ligt de naoorlogse wijkgedachte ten grondslag; de wijk is de primaire, veilige woonomgeving, waarbinnen voor alle bewoners de dagelijkse voorzieningen aanwezig moeten zijn. Die voorzieningen zijn centraal gelegen. De hoofdstructuur bestaat uit doorgaande wegen op stedelijk niveau, met daaraan gekoppeld winkelstraten, woonstraten, woonhoven, winkelpleinen en bedrijfsgebieden.

De bebouwing staat vrij in een openbaar toegankelijke omgeving en varieert van stroken hoogbouw tot blokken middelhoogbouw en rijen laagbouw. Identieke configuraties kunnen worden herhaald, zodat sprake is van stempels. Vaak zijn combinaties van speciale functies (kerken, scholen, speel- en sportvelden en dergelijke) en bedrijfshoven in de stedenbouwkundige plattegrond opgenomen, met name in de groenstroken.

Bebouwing, openbare ruimte en groen zijn in samenhang met elkaar ontworpen. Kenmerkend is dat de onderdelen van de openbare ruimte in elkaar overlopen; geheel omgrensde ruimtes komen niet voor. De nadruk ligt op het collectieve gebruik; er is verhoudingsgewijs weinig privé-buitenruimte (soms voortuinen). In de best geslaagde voorbeelden (Pendrecht, Zuidwijk) vormen bebouwing, openbare ruimte en groen één sterke samenhangende compositie.

Gebouwen en groen werken samen als coulissen en vormen ‘schermen’ in de ruimte. De bebouwing is eenvoudig en bestaat merendeels uit lage tot middelhoge blokken, met hier en daar een hoogteaccent: lage eengezins- of bejaardenwoningen, (portiek)etageflats en hoge galerijflats. Er is veelal een doordachte afwisseling tussen laag, middelhoog en hoog; de verhouding varieert per stempelgebied.

Architectonische kenmerken

Op stedelijk niveau ligt de kwaliteit van dit gebiedstype in de sterke samenhang tussen bebouwing, openbare ruimte en groen(structuur). In de meest geslaagde gevallen is een harmonieuze, ruime, groene woonomgeving gerealiseerd, met een grote ruimtelijke continuïteit en een herhaling van aan elkaar verwante inrichtingskenmerken. Een belangrijke kwaliteit in de ruimtelijke opbouw is de situering van de bouwblokken ten opzichte van elkaar en de relatie met de groene, rustig ingerichte terreinen tussen de stempels en stroken (gazons, bomen in de grasstrook, struiken tegen de plinten).

De ruimte binnen de stempels is zonder scherpe overgangen voortgezet in de ruimte daaromheen en vormt daarmee een geheel. Vaak wordt de expressiviteit sterker bepaald door de groenstructuur dan door de terughoudend vormgegeven bebouwing. De kwaliteit van dit soort gebieden ligt dan ook vooral in de stedenbouwkundige aspecten, bijvoorbeeld in de afwisseling tussen de korte en lange lijnen (zichtrelaties), de afwisseling tussen lage en hogere bouwblokken en de verhouding tussen bebouwing en open ruimte, waardoor meer of minder besloten ruimtes ontstaan.

Karakteristiek voor stempel- en strokenbouw is de helderheid van de simpele hoofdvorm van de blokken en het geringe verschil tussen entreezijde en niet-entreezijde. Vaak gaat het om een stapeling van horizontale lagen, waarbinnen de individuele woning afleesbaar is. Het wonen is opgetild; de plint legt de relatie tussen blok en maaiveld. Aan de ene kant liggen de entrees, garages, stallingen of bedrijfjes, de andere gevel is vaak blind. Hier werden struiken geplant om het bouwblok als het ware los te maken van het maaiveld. De blokken hebben echter geen duidelijke voor- en achterkant.

Per blok of rij zijn de woningen identiek. Een gebouw bestaat vaak uit twee relatief dichte, gemetselde kopgevels als ‘boekensteunen’ met gevels met veel glas ertussen. Het gevelvlak heeft een grote plasticiteit door terugspringende glasvlakken, in- en uitspringende balkons en galerijen met licht- en donkercontrasten, waardoor een ‘doordringbare’ gevel ontstaat. De gevel als geheel vormt een weefpatroon; door het spel van licht en donker zijn de gevelvlakken transparant en nooit ‘plat’. De gevels krijgen eenheid door de sterk ritmisch werkende herhaling van per woning identieke raam- en deurpartijen en balkons. Puien met open en gesloten delen vullen het gevelvlak per woning.

Het metselwerk en de detaillering zijn eenvoudig. De gevelonderdelen zijn vaak ‘koud tegen elkaar’ gezet en grijpen niet in elkaar, zoals bij een traditionele en meer ambachtelijke detaillering. In de oudere gebieden (bijvoorbeeld Pendrecht) heeft de bebouwing typische wederopbouwdetails zoals ‘televisievensters’ (grote vensters met betonnen randen), beplating van bijzondere soorten natuursteen of betonnen prefab-elementen. In het winkelgebied kunnen de als één geheel ontworpen luifels een sterk horizontaal accent geven.

Oostelijke Binnenstad en Ommoord

Vanwege de cultuurhistorische waarde, de ruimtelijke kwaliteit en het consequente ontwerp heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) in 2011 dertig gebieden aangewezen die van nationaal belang worden geacht voor de naoorlogse wederopbouw. In Rotterdam vallen de Oostelijke binnenstad (als voorbeeld van het type ‘Wederopgebouwde kern’) en Ommoord (als voorbeeld van het type ‘Naoorlogse woonwijken’) daar onder. Doel van de aanwijzing is om de kernkwaliteiten van wederopbouw-stedenbouw en -architectuur te behouden en waar mogelijk te versterken. Ontwikkelingen dienen overtuigend bij te dragen aan de architectonische en stedenbouwkundige samenhang en het karakter van de wijk.

De Oostelijke binnenstad wordt gekenmerkt door twee duidelijk te onderscheiden delen, te weten Wereldhaven en Hoogkwartier. Bij die eerste gaat het in belangrijke mate om de overgangsvorm in het verkavelingspatroon, de waarde van de vorm ‘tussen’ het voor de oorlog veel toegepaste gesloten bouwblok en de nadien gerealiseerde grootschalige strokenbouw. Daarnaast speelt de samenhang van de verschillende elementen een belangwekkende rol; stedenbouwkundige opzet, architectonische invulling en groenelementen zijn coherent door Jan Wils ontworpen, in wiens oeuvre de architectuur een bijzondere plek inneemt. In het Hoogkwartier is een waardevolle ruimtelijke eigenschap de hiërarchie van hoofdstraten en expeditiestraten, die een eigen netwerk vormen in het gebied en tezamen een staalkaart van verschillende vormen van expeditie-logistiek vormen. De architectuur is functionalistisch van uitstraling, waarbij met zorg vormgegeven details worden gevormd door de balkons van staal of ijzer of van schokbeton trappenhuizen (soms met gekleurd glas), bijzonder afgewerkte vensters en daklijsten.

Ook in Ommoord is de samenhang van het stedenbouwkundig ensemble, de architectonische invulling en het groen-ontwerp een waardevolle drager, waarbij het unieke centrale hoogbouwmilieu als toppunt van standaardisatie en industrialisatie van de naoorlogse woningbouw kan worden gezien. Ook de culturele context waarbinnen het plan tot stand kwam, waarbij Lotte Stam-Beese en Jaap Bakema samen met architectengroep Opbouw de plannen als studietraject naar ‘verticale buurten’ indienden voor het negende CIAM-congres in 1953, creëert bijzondere historische waarde. Voor zowel de Oostelijke binnenstad als Ommoord is in het kader van de aanwijzing door de RCE een cultuurhistorische verkenning uitgevoerd, die als basis kan dienen voor toekomstige ontwikkelingen (Cultuurhistorische verkenning Oostelijke binnenstad en Rotterdam-Ommoord Cultuurhistorische verkenning, op te vragen bij de gemeente Rotterdam).

Criteria Stempel- en strokenbouw

  • Er is sprake van een ‘open verkaveling’ (een herkenbaar ensemble van bebouwingsstroken die herhaald worden) of een ‘halfopen verkaveling’ (halfgesloten bouwblokken samengesteld uit losse bebouwingsstroken met open hoeken).

  • Locaties nabij voorzieningen en langs de stedenbouwkundige hoofdstructuur bieden ruimte voor verbijzondering.

  • Bouwinitiatieven zijn gerelateerd aan de schaal van het ensemble. Ze passen bij de planmatig aangebrachte maat en schaal in het gebied en het samenhangende geheel van hoge en lage bebouwing, openbare ruimte en groenstructuur; ze vormen daarmee samen een nieuwe herkenbare identiteit.

Voor integrale dakopbouwen[1] op portiek- en galerijflats gelden de volgende aanvullende criteria:

  • Deze dakopbouwen zijn alleen mogelijk als integrale toevoeging op portiek- en galerijflats.

  • Onderlinge verscheidenheid en samenhang van bestaande ensembles en de oorspronkelijke stedenbouwkundige configuratie daarvan blijven afleesbaar (verschillende blokhoogtes, opbouw van reeksen en dergelijke).

[1] Een uitbreiding op het dak van een bestaand gebouw die als één geheel wordt ontworpen en uitgevoerd.

  • Nieuwbouw heeft een eenvoudige hoofdvorm (strook, blok, rij, rechthoek) die refereert aan de vormentaal in het gebied; nieuwbouw is als alzijdig volume ontworpen.

  • De gevelopbouw wordt gekenmerkt door een weefselstructuur, grote glasvlakken en zich herhalende gevelelementen.

Voor integrale dakopbouwen op portiek- en galerijflats gelden de volgende aanvullende criteria:

  • Integrale dakopbouwen zijn binnen een stedenbouwkundige eenheid, per architectonische eenheid gelijk en zijn qua vormgeving, materialisering en dergelijke familie van elkaar. De eerste vergunde dakopbouw binnen een stedenbouwkundig ensemble vormt daarbij het uitgangspunt.

  • Volumeopbouw en verschijningsvorm domineren de oorspronkelijke bebouwing niet (eenvoudige hoofdvorm, alzijdigheid, geen uitkragingen).

  • Dakopbouwen worden in een eigen vormentaal ontworpen, zijn herkenbaar als toevoeging aan de bestaande bebouwing en ondergeschikt van aard.

  • Het gevelontwerp legt een logische relatie met de onderliggende gevelstructuur.

  • Materiaalgebruik, kleur en detaillering zijn afgestemd op de oorspronkelijke kwaliteit en kenmerken (plasticiteit, terughoudendheid, verfijning, subtiele variatie).

Wanneer je vragen hebt dan kun je hier Pariatur elit do anim pariatur ea. Reprehenderit pariatur esse minim commodo et deserunt irure. Sit cupidatat ullamco voluptate aliqua aliquip elit eiusmod ad occaecat ex eu laborum est Lorem incididunt. Lorem aliqua aliquip commodo duis ea amet ut laboris ipsum cupidatat eiusmod nostrud adipisicing sunt. Sunt anim nostrud aliquip et enim labore. Anim consectetur amet excepteur qui duis. Sit velit irure irure dolore ipsum mollit non ex.

Op deze pagina

Doe de welstandscheck

Krijg snel en eenvoudig inzicht in welke welstandscriteria gelden voor jouw bouwinitiatief.

Ga naar de welstandscheck