Artiesten Impressie

Tuindorpen

Stedenbouwkundige kenmerken

In 1902 werd de Woningwet ingevoerd. Vanaf dat moment tot ongeveer 1950 kwamen er in de stad op verschillende plekken ruim opgezette en groene arbeiders- en middenstandswijken tot stand. De wijken die dateren uit de jaren ’20 en ’30 van de twintigste eeuw zijn gebaseerd op de tuindorp-gedachte. Centraal daarin stond het creëren van een dorpse, rustige en groene woonomgeving voor de arbeidersklasse. De buurten werden gerealiseerd op initiatief van industriëlen en woningbouwcorporaties.

In de latere tuindorpen is de tuindorp-gedachte alleen nog in ‘verdunde’ vorm aanwezig. Onder dit type vallen hier dus zowel klassieke tuindorpen waar structuur, bebouwing en groen een afgerond geheel vormen, als woongebieden van na 1945 waar het tuindorpkarakter is gereduceerd tot een relatief ruime opzet en de eengezinswoning met voor- en achtertuin de dominante woonvorm is. Bij de tuindorpen van vóór 1940 is er sprake van een eenheid in ontwerp: bebouwing, openbare ruimte en groen vormen een afgerond, samenhangend geheel. Zowel plattegrond als bebouwing dragen een duidelijk ontwerpstempel. De hiërarchische opbouw is eenvoudig en wordt versterkt door de bebouwing. De doorgaande straten zijn primair, evenals de centrale openbare ruimte. Dwarsstraten, kleinere pleintjes en dergelijke zijn secundair. Bijzondere functies (verenigingsgebouw, bibliotheek, school) en vaak ook winkels zijn op centrale plekken gesitueerd of op speciaal daartoe in de stadsplattegrond ontworpen ruimtes. Steeds bevinden de winkels zich in de plint van het bouwblok, vaak met woningen erboven.

De straten variëren in lengte en bestaan uit rijen woningen met meestal een voortuin. In principe hebben de bouwblokken een binnenterrein dat bestaat uit privé-tuinen of dat (van oorsprong) gemeenschappelijk is. Typerend voor Rotterdam is dat de binnenterreinen via een achterpad bereikbaar zijn. Langs de paden staan hagen. De hoeken van de bouwblokken zijn soms vormgegeven met losstaande teruggelegde bebouwing, waardoor zicht is op het achtergelegen binnengebied. Ook komen hoekoplossingen voor met meerdere aaneen gebouwde volumes en een opening in het bouwblok. De straatwanden zijn vaak vormgegeven met kleine sprongen in de rooilijn en subtiele verdraaiingen.

In tuindorpen is er een duidelijke scheiding tussen openbaar en privé. Opvallend daarbij is de tweeledige rol van het openbare groen: het benadrukt de stedenbouwkundige structuur en legt een verbinding met het groen van de voortuinen. Dominant zijn straatprofielen met aan weerszijden trottoirs en voortuinen en in het midden een rijweg, al of niet met plantsoen of singel. Het profiel is zorgvuldig geproportioneerd. De bebouwing is eenvoudig en bestaat merendeels uit rijen identieke woningen. Daarbij gaat het vrijwel altijd om eengezinswoningen of beneden-bovenwoningen. De latere bebouwing (van na 1945) heeft veel minder een eigen, afgeronde structuur. Er is niet meer ontworpen vanuit een collectieve gedachte, maar vanuit de woonvorm ‘huis met tuin’: korte rijtjes of twee onder een kap, gescheiden door garages en bergingen.

Er is minder openbaar groen en minder openbare ruimte. Wel hebben deze gebieden een duidelijk groen, ‘dorps’ en kleinschalig karakter. In de tuindorpen is veel gerenoveerd en uitgebreid, in verhouding met de fijnmazige schaal vrij grof (dakkapellen, aan- en uitbouwen). Daarbij zijn de oorspronkelijke straat- en groeninrichting ook gewijzigd (meer parkeerplaatsen en andere bestrating).

Architectonische kenmerken

De kwaliteit van het tuindorp als type ligt in de sterke samenhang tussen stedenbouwkundig plan, bebouwing, groen en openbare ruimte. De herkenbare hiërarchische opbouw is daarvoor een kenmerkend gegeven. Zeer karakteristiek is de wijze waarop de stedenbouwkundige en architectonische samenhang vorm krijgt door toepassing van steeds dezelfde middelen. Het collectieve in de vormgeving van plattegrond, bebouwing en groenstructuur is daarmee van veel grotere betekenis dan het individuele. Daardoor is in het beeld de overeenkomst tussen afzonderlijke elementen altijd groter dan de verschillen.

In de meest geslaagde gevallen is een harmonieuze, groene woonomgeving gerealiseerd, met afwisselend beslotenheid en openheid. Vaak is er een – wat steniger – vormgegeven centrale ruimte aanwezig. Naarmate structuur, openbare ruimte en architectuur meer op elkaar inspelen bestaat er een grotere kwetsbaarheid voor ruimtelijke ingrepen. In de vroegere tuindorpen is de kwetsbaarheid daarom groter dan in de latere. De gevelwanden met hun doorgaande rooilijn vormen de stevige achtergrond waartegen de tuin tot uitdrukking komt en ze definiëren de straat- en pleinruimtes. Binnen de straat- en pleinruimtes hebben de verschillende elementen hun eigen vanzelfsprekende plaats. Daarbij zijn de duidelijke begrenzingen van groot belang: tussen gevelwand en tuin, tussen tuin en trottoir, tussen privé en openbaar. De erfafscheidingen (heggen, muurtjes) zijn als overgangselement tussen privé en openbaar essentieel voor het tuindorp. Bovendien zorgen ze voor de continuïteit in het straatbeeld. De hoogte is altijd zodanig dat vanuit het huis zicht op de straat mogelijk is.

Zeer belangrijk zijn de bindende elementen in het straatbeeld zoals kap en dakvlak, goot, metselwerk en de elementen die voor ritmiek zorgen door hun identieke of gelijksoortige herhaling zoals voordeuren, ramen, dakkapellen, balkons en dergelijke. Bij de latere tuindorpen komt dit ook terug in de uitvoering van de garages en in de repetitie van de metselwerk-penanten in de gevel. Karakteristiek zijn de uitwerkingen van de hoeken met losstaande teruggelegde bebouwing of met meerdere aaneen gebouwde volumes, en de kleine sprongen in de rooilijn.

In de groenstructuur zijn openbaar en privé-groen met elkaar verweven: voortuinheg, straatbomen, plantsoen, groenstrook of park. Voortuinen en straatbomen vormen samen een groen waas voor de vrij stenige gevelwanden. De hagen rond voor- en achtertuinen vormen een ‘lijst’; de privéruimte wordt omsloten door een element dat het collectieve benadrukt. De achtertuinen zijn voor het straatbeeld van belang voorzover ze zichtbaar zijn vanaf de straat.

Met elkaar geven het openbare en het privé-groen het tuindorp zijn groene karakter. De architectonische kwaliteit ligt hoofdzakelijk in de helderheid van de simpele hoofdvormen, veelal een variant op het archetypische huis van een of twee bouwlagen met kap. Meestal is sprake van rijen identieke woningen, waardoor een rustig, harmonieus beeld ontstaat in relatie met het groen. Vrijwel altijd bestaan de huizen uit metselwerk en hebben ze een pannen kap met prominent aanwezige schoorstenen. Hout is toegepast voor de kozijnen. Het verfwerk is wit (kozijnen) of gedekt. Architectonische accenten zijn aangebracht op de hoeken of boven de winkels. Materiaal- en kleurgebruik zijn traditioneel; de detaillering is zorgvuldig en ambachtelijk.

Criteria Tuindorpen

  • Bouwinitiatieven passen binnen de architectonische en stedenbouwkundige eenheid van het ensemble (in dit gebiedstype gevormd door rijen woningen en de open ruimte tussen de bebouwing), blijven daaraan ondergeschikt en verstoren deze niet.

Voor de Bergsche plassen (Berglust) geldt het volgende aanvullende criterium:

  • Bouwinitiatieven passen binnen het groene karakter van de omgeving; nieuwbouw is bescheiden en ten opzichte van het groen ondergeschikt.

  • Bouwwerken hebben een heldere, eenvoudige hoofdvorm en passen bij de schaal, hoogte en vormgeving van de omringende bebouwing.

  • De koppen van een woningrij, aan het plein of op de hoek van de straat, worden verbijzonderd.

  • Gebouwde erfafscheidingen zijn onderdeel van de architectonische eenheid.

  • Het duidelijke onderscheid tussen privé-groen en (groene) openbare ruimte blijft in stand, voor zover mogelijk met behoud van de oorspronkelijke groene of gebouwde erfafscheidingen en voortuinen.

Voor de Bergsche plassen (Berglust) gelden de volgende aanvullende criteria:

  • Ritmerende elementen zoals voordeuren, vensters en schoorstenen zijn bij vervanging per architectonische eenheid gelijk of krijgen ten minste dezelfde vormentaal.

  • Parkeren en opstallen als (fietsen)bergingen in de voortuin zijn ongewenst.    

  • Erfafscheidingen bij voor- en zijtuinen zijn vormgegeven als sierhekken, passend bij de architectuur van de bebouwing.

  • Materiaalgebruik, kleur en detaillering zijn ambachtelijk, verfijnd en benadrukken het kleinschalige karakter van de bebouwing en de groene kwaliteit van de omgeving.

Voor de Bergsche plassen (Berglust) geldt het volgende aanvullende criterium:

  • Het materiaalgebruik is afgestemd op de bestaande materialen van de oorspronkelijke bebouwing en is kwalitatief ten minste gelijkwaardig daaraan.

Wanneer je vragen hebt dan kun je hier Pariatur elit do anim pariatur ea. Reprehenderit pariatur esse minim commodo et deserunt irure. Sit cupidatat ullamco voluptate aliqua aliquip elit eiusmod ad occaecat ex eu laborum est Lorem incididunt. Lorem aliqua aliquip commodo duis ea amet ut laboris ipsum cupidatat eiusmod nostrud adipisicing sunt. Sunt anim nostrud aliquip et enim labore. Anim consectetur amet excepteur qui duis. Sit velit irure irure dolore ipsum mollit non ex.

Op deze pagina

Doe de welstandscheck

Krijg snel en eenvoudig inzicht in welke welstandscriteria gelden voor jouw bouwinitiatief.

Ga naar de welstandscheck