Artiesten Impressie

Tuindorp Vreewijk

De omschrijving zoals hier opgenomen, is gebaseerd op de Toelichting bij het besluit tot aanwijzing van het beschermd stadsgezicht Tuindorp Vreewijk. De toelichting is in zijn oorspronkelijke vorm te vinden op www.rotterdam.nl/monumenten; deze blijft het vertrekpunt voor het beschermingsbelang als onderdeel van de welstandstoets. Tuindorp Vreewijk wordt begrensd door de straten Bree, Beukendaal, Molenvliet, Jan Vrijlandtsingel, Smeetslandsedijk, Dordtsestraatweg, Groene Hilledijk, Valkeniersweide zuidzijde, Dordtsestraatweg, Sikkelstraat, Jagerslaan en Strevelsweg. Het gebied bestaat uit het gebiedstype Tuindorpen en omvat het deel van de wijk Vreewijk dat tot stand is gekomen naar ontwerp van H.P. Berlage voor het Eerste Rotterdamse Tuindorp (1913), als ook de hierop aansluitende latere uitbreidingen naar ontwerp van M.J. Granpré Molière en P. Verhagen (vanaf 1921).

Ontwikkelingsschets

Het beschermd stadsgezicht Tuindorp Vreewijk geeft uiting aan de ontwikkeling van een vrij in de polder gesitueerd onafhankelijk tuindorp, in de traditie van de Engelse tuinstad, naar een binnen latere uitbreidingsplannen geïntegreerde wijk met een meer stedelijk karakter. Het dorp ligt op de zuidelijke Maasoever, tussen de voormalige vissersdorpen IJsselmonde en Katendrecht. Anders dan op de noordelijke Maasoever, waar de slappe veengronden een fijnmazige structuur van afwateringssloten behoefde, werd de stevige kleigrond op Zuid doorsneden door wijd uit elkaar liggende sloten. Het belangrijkste landschappelijke element in het al eind veertiende eeuw ingepolderde gebied was de afwateringssloot de Lede, die nog altijd herkenbaar is in het Tuindorp en kenmerkend was voor de onregelmatige verkaveling in dit deel van de polder.

Pas in 1903 is sprake van planmatige stedelijke ontwikkeling op de Linker Maasoever, toen G.J. de Jongh mede voor het gebied op Zuid zijn uitbreiding opstelde. Tot de oprichting van de Gemeentelijke Woningdienst in 1918 werd woningbouw vrijwel zonder toezicht en planning overgelaten aan het particuliere initiatief; met plan van De Jongh werden de aanwezige individuele ontwikkelingen tot een compositorisch geheel gesmeed. Hoewel een alomvattend stedenbouwkundig plan tot in de jaren twintig ontbrak, werd er na de Eerste Wereldoorlog geëxperimenteerd met nieuwe woningtypologieën en bouwmethoden, standaardisatie en normalisatie, om te kunnen concurreren met de speculatieve revolutiebouw van ‘ongezonde’ alkoofwoningen, die op Zuid het stadsbeeld bepaalden.

Op basis van de ideeën van Ebenezer Howard namen K.P. van der Mandele (Rotterdamse Bank, Gezondheidscommissie) en J. Gutilh in 1913 het initiatief tot het stichten van een tuindorp voor de huisvesting van havenarbeiders. H.P Berlage kreeg de opdracht voor het stedenbouwkundig ontwerp van het ‘Eerste Rotterdamse Tuindorp’ (ERT) en op advies van hem werden voor de architectonische uitwerking het architectenbureau Granpré Molière, Verhagen en Kok, evenals de architecten J.H. de Roos en W.F. Overeynder aangetrokken. Het plan had een vliegervormige opzet, met een rond een brink besloten situatie, en bestond uit ongeveer 500 woningen, een school, bad- en wasgebouwen en kinderspeelterreinen. De waterloop de Lede werd door Berlage gecultiveerd en vormde de ruggengraat van het plan, de Brink met openbare voorzieningen kan als dorpscentrum worden beschouwd. Pas in 1916 kon met de bouw worden begonnen en werd Berlages plan in fasen uitgevoerd.

In 1920 werd westelijke van het eerste deel de Valkeniersbuurt aangelegd, naar ontwerp van Granpré Molière. Hier waren de straten meer zakelijk en rechtlijnig, in tegenstelling tot het geknikte stratenpatroon van Berlages plan. Vanaf 1921 werkten Granpré Molière, Verhagen en Kok aan het vervolg van Tuindorp Vreewijk als onderdeel van de zuidelijke stadsuitbreidingen. Daarmee verloor het dorp de aanvankelijke beoogde autonomie en werd het een grote tuinwijk van strakke stedenbouwkundige lijnen, goed geïntegreerd met de omliggende uitbreidingen. Parallel aan de centrale noord-zuidas werden nog zes straten aangelegd, gebaseerd op de onderliggende, orthogonale slotenverkaveling, die ook ten zuiden van Berlages plan werd overgenomen.

De bouwfasen na 1922 omvatten meer standaardisatie en hogere dichtheden dan die daarvoor, zelfs – tegen de tuinstad-gedachte in – met duplexwoningen en beneden-bovenwoningen. Ondanks de gefaseerde uitvoering sluiten de diverse uitbreidingen en straten naadloos op elkaar aan en is er stedenbouwkundig een afgerond geheel ontstaan.

Stedenbouwkundige en architectonische kenmerken

Karakteristiek voor Tuindorp Vreewijk is de uit de ontwikkeling voortkomende ambivalentie; ondanks de onmiskenbare stedenbouwkundige integratie van de wijk binnen opeenvolgende uitbreidingsplannen voor Rotterdam Zuid, manifesteert het gebied zich als een besloten, homogene enclave. De duidelijke, structurele begrenzing van de oude dijken versterkt deze karakteristiek. De hoofdstructuur wordt bepaald door het kruisvormige assenstelsel van de singel aan de Langegeer en de hoofdstraat Groenezoom, dat het gebied in vieren deelt en aansluiting geeft op de omliggende ontsluitingswegen. In het oudste, vliegervormige noordwestelijke deel naar ontwerp van Berlage zijn de waterloop van de Lede en haaks daarop de geknikte hoofdstraat Dreef bepalend. Noordelijk van de Dreef, rondom het enige plein de Brink, bevinden zich de meest gevarieerde straatprofielen. De latere uitbreidingen oostelijk van de Langegeer en zuidelijk van de Groenezoom hebben een, in hoofdzaak regelmatig, orthogonaal stelsel van lange straten met een beperkt aantal zijverbindingen. In de stedenbouwkundige opzet, vooral in het deel van Berlage, stond de informal beauty voorop, met afwisselende vernauwingen en verbredingen, gebogen lijnen, beschutte onregelmatige pleinen en halfverscholen openbare gebouwen met bijbehorende besloten publieke ruimte.

De bebouwing van Tuindorp Vreewijk is sober doch zorgvuldig gedetailleerd en bestaat hoofdzakelijk uit halfgesloten bouwblokken van één bouwlaag en een kap, met eengezinswoningen voor arbeiders, op traditionele wijze opgetrokken in rode baksteen en met pannen gedekte, ver uitkragende zadeldaken, voorzien van bakgoten op houten klossen. De kozijnen van vensters en deuren zijn van hout en voorzien van profilering en roedeverdeling. Ook al is de uitvoering van Vreewijk verspreid over het tijdvak 1916-1958, de homogene afgewogen architectuur is typerend, mede door de standaardisatie van woningtypen en het gebruik van langgerekte dwarskappen. De architectenbureaus lieten zich inspireren door traditionele dorpswoningbouw.

De compositie van de bouwmassa werd in nauwe samenhang met groenaanleg en straatprofielen ontworpen, met bijzondere accenten op de kruising van straten en pleinen. Voorzieningen zijn doorgaans zo gelegen dat zij als blikvanger fungeren en ruimtelijke structuren versterken. Bijzondere bebouwing herinnert aan Tuindorp Vreewijk als zelfvoorzienende leefgemeenschap. Het geheel leverde een compleet en levendig ruimtelijk beeld op.

Volgens de principes van de tuinstad-gedachte vormt de groenstructuur (naar ontwerp van P. Verhagen), evenals de aanwezigheid van voor- en achtertuinen een onlosmakelijk en essentieel onderdeel van het stedenbouwkundige concept. Stedenbouw, architectuur en groen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden; de openbare groenvoorziening is ingezet als compositorisch middel. Het groene, lommerrijke karakter wordt bepaald door de rijke schakering aan bomen en heesters op de groenstroken, aan de weteringen, langs de singels en op de achter- en binnenterreinen. De consequente omzoming van voor- en achtertuinen door middelhoge ligusterhagen is tevens beeldbepalend. Meer nog dan de architectuur zorgt de groenstructuur voor het beschermenswaardige monumentale karakter van het tuindorp. Stedelijke assen en zichtlijnen worden erdoor geaccentueerd, straatprofielen en bouwblokken gedifferentieerd, ruimtelijkheid gecreëerd en het landelijk karakter gewaarborgd. In de oorspronkelijke Toelichting bij het besluit tot aanwijzing is een uitgebreide opsomming opgenomen van het nog aanwezige, oorspronkelijke beplantingsplan van Verhagen.

Nadere typering te beschermen waarden

  • De aanwezige (landschappelijke) rudimenten van de oorspronkelijke polder- en waterstructuur in de hoedanigheid van nog herkenbare polderverkavelingen (Karnemelksland en Varkenoordschepolder), dijken (Smeetslandsedijk en Groene Hilledijk) en het beloop van de Lede en de poldersloot de Langegeer.

  • De goed bewaard gebleven ‘dorpse’ stedenbouwkundige aanleg van het plan Berlage (‘De Vlieger’) met geknikt stratenpatroon, de centrale Brink met wijkvoorzieningen en de geplantsoeneerde Lede, waarin ideeën van stedenbouwkundigen als Sitte en Unwin zijn toegepast.

  • De stedenbouwkundige verknoping van het plan van Berlage met Granpré Molière’s en Verhagens uitbreidingen en de integratie van Vreewijk binnen Witteveens Uitbreidingsplan voor de Linker Maasoever uit 1926.

  • De als gemeenschappelijke groengebieden ingerichte, met ligusterhagen omzoomde, binnenterreinen, vooral in de oudste kern naar ontwerp van Berlage. Deze behoren tot de belangrijkste ruimte-scheppende elementen van het ontwerp; elk hebben ze een verschillende vorm en inrichting, is er gevarieerd met gazons, bloeiende bomen en heesters.

  • De stedenbouwkundige opzet van de uitbreidingen van Granpré Molière met een meer dichte en orthogonale structuur, voortgaand op die van de oudste tuindorp-kern.

  • De in hoofdlijnen nog aanwezige en sterk beeldbepalende groenstructuur naar oorspronkelijk ontwerp van P. Verhagen met laan- en solitaire beplanting in de openbare ruimte en in de semi-private voor-, achter- en hoektuinen een rijke schakering van bloeiende bomen, heesters en (liguster)hagen.

  • De met ligusterhagen omzoomde voor-, achter- en hoektuinen, gemeenschappelijke binnen- en achter- terreinen en het hiermee verweven stelsel van sintelpaden.

  • De zorgvuldig ontworpen straatprofielen, voorzien van opmerkelijk brede straten, trottoirs en groenbermen met een totale breedte variërend van 55 meter (Groene Zoom) tot gemiddeld 12 meter (Dalenbuurt), met een relatief smalle rijstrook van 3 meter en een relatief lage bouwhoogte (twee of drie bouwlagen) van begeleidende bebouwing, die het tuindorp een landelijk karakter verlenen.

  • De in hoofdlijnen bewaarde, subtiel gevarieerde traditionalistische architectuur met gebruik van rode baksteen, pannen, dwarskappen, dakkapellen, houten deuren en kozijnen en gestandaardiseerde woningtypen.

  • De situatie, architectuur en ensemble-waarden van de bebouwing rond de Brink, het winkellint aan weerszijden van de Groenezoom en het scholencomplex ‘Frankendaal’.

  • De ensemblewaarde, de schaal, de materiaalvoering en detaillering van de bebouwing in traditionalistische trant in de Dalenbuurt.

  • De uiterst fijnzinnige verhouding tussen uniformiteit en uniciteit, overzichtelijkheid en omfloerstheid, stedelijkheid en landelijkheid, verkregen door een hechte vervlechting van stedenbouwkundige, landschappelijke en (tuin)architectonische composities.

  • De goede stedenbouwkundige, (tuin)architectonische en visuele relatie met de aangrenzende buitendijkse gebieden, De Valkeniersweide uit 1949 (waar de complex-matige, kruisvormige opzet van het Zuiderziekenhuis zich oriënteert op en aansluiting vindt met het zuidwestelijke deel van Vreewijk), tuindorp De Vaan uit 1942-’44, het driehoekige plandeel noordoostelijk van de Beukendaal uit 1941-’43, de naoorlogse zuidelijke tuinstad Lombardijen en de bijzondere woning-bouwexperimenten (Bloemhof, Hillesluis, Kiefhoek).

Criteria Beschermd Stadsgezicht Tuindorp Vreewijk

  • Bouwinitiatieven ondersteunen de nauwe samenhang tussen de dorpse stedenbouwkundige opzet, de sobere maar zorgvuldig gedetailleerde architectuur en de specifieke landschappelijke opzet en groeninrichting. Daarbij is de groenvoorziening ingezet als compositorisch middel en zijn de onderliggende landschappelijke structuren van de polder- en waterstructuur (verkaveling, dijken, de Lede) herkenbaar.

  • Bouwinitiatieven sluiten aan op de stedenbouwkundige en architectonische eenheid van de ensembles, bestaande uit hoofdzakelijk halfgesloten bouwblokken.

  • Bouwinitiatieven worden in relatie tot straatprofielen en groenaanleg ontworpen. Daarbij worden bijzondere accenten op de kruising van straten en pleinen gecreëerd.

  • De groenstructuur vormt het voornaamste stedenbouwkundige middel; deze benadrukt stedelijke assen en zichtlijnen, differentieert straatprofielen en bouwblokken, creëert ruimtelijkheid en waarborgt het dorpse en landelijke karakter. De groenstructuur blijft behouden en wordt waar mogelijk hersteld of versterkt.

  • Bouwinitiatieven respecteren de oorspronkelijke groenstructuur, met laan- en solitaire beplanting in de openbare ruimte en een rijke schakering van beplanting in de semi-private voor-, achter- en hoektuinen.

  • Bouwinitiatieven bouwen voort op de in het gebied aanwezige bouwstijl(en).

  • Bouwinitiatieven zijn geïnspireerd op traditionele dorpswoningbouw en vertonen subtiele variaties.

  • Bouwinitiatieven zijn sober maar ook zorgvuldig gedetailleerd en bestaan hoofdzakelijk uit één bouwlaag met een kap.

  • Bouwinitiatieven sluiten aan op de oorspronkelijke bebouwing, opgetrokken in rode baksteen en met pannen gedekte, ver uitkragende zadeldaken.

  • Bindende en ritmerende elementen (specifiek in dit gebied: dwarskappen, dakkapellen, erkers, schoorstenen en dergelijke) blijven behouden.

  • Materiaalgebruik, kleur en detaillering zijn afgestemd op die van de oorspronkelijke bebouwing en kwalitatief ten minste gelijkwaardig daaraan. Materiaalgebruik, kleur en detaillering maken gebruik van de kenmerken en uitstraling van de oorspronkelijke bebouwing, bouwen erop voort en versterken deze waar mogelijk.

  • Bouwinitiatieven houden het overheersende beeld van het tuindorp in stand: rode baksteen, dakpannen, bakgoten op houten klossen en geprofileerde kozijnen en roedeverdeling.

  • Het materiaal van de dakbedekking is passend bij de kapvorm en de oorspronkelijke architectuur van het pand.

Wanneer je vragen hebt dan kun je hier Pariatur elit do anim pariatur ea. Reprehenderit pariatur esse minim commodo et deserunt irure. Sit cupidatat ullamco voluptate aliqua aliquip elit eiusmod ad occaecat ex eu laborum est Lorem incididunt. Lorem aliqua aliquip commodo duis ea amet ut laboris ipsum cupidatat eiusmod nostrud adipisicing sunt. Sunt anim nostrud aliquip et enim labore. Anim consectetur amet excepteur qui duis. Sit velit irure irure dolore ipsum mollit non ex.

Op deze pagina

Doe de welstandscheck

Krijg snel en eenvoudig inzicht in welke welstandscriteria gelden voor jouw bouwinitiatief.

Ga naar de welstandscheck